
Jurisprudentie
BH3322
Datum uitspraak2009-02-18
Datum gepubliceerd2009-02-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers253023 / HA ZA 08-1603
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers253023 / HA ZA 08-1603
Statusgepubliceerd
Indicatie
Samenvatting:
Verzet tegen verstekvonnis; tijdigheid verzet; overgangsrecht (artikel 81 Rv (oud))
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 253023 / HA ZA 08-1603
Vonnis in verzet van 18 februari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEFAM FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te Amersfoort en kantoorhoudende te Bunnik,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J.A. van Laar,
tegen
[eiser]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. P.C. van As.
Partijen zullen hierna Defam en [eiser] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 augustus 2008, waarin een comparitie van partijen wordt gelast
- de brieven van partijen van 13 januari 2009 inhoudende dat de comparitie van partijen geen doorgang behoeft te vinden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 16 november 1994 heeft [eiser] met Defam een doorlopend kredietovereenkomst gesloten voor een kredietsom van maximaal fl. 80.000,--.
3. Het geschil
3.1. Defam heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiser] zal veroordelen om aan Defam te betalen een bedrag van fl. 45.171,18, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van Defam toegewezen - behoudens voor zover de gevorderde contractuele rente niet gemaximeerd was tot de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding krachtens de Wet op het Consumentenkrediet - en is [eiser] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Defam tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal EUR fl. 3.360,80.
3.3. [eiser] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat Defam alsnog niet-ontvankelijk in haar vorderingen wordt verklaard althans dat de vorderingen van Defam alsnog worden afgewezen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank dient allereerst na te gaan of het verzet tijdig is ingesteld. De rechtbank constateert dat het onderhavige verstekvonnis is gewezen onder het vóór 1 januari 2002 geldende Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: (oud) Rv). Het overgangsrecht ten aanzien van de termijn waarbinnen het rechtsmiddel tegen een vóór 1 januari 2002 gewezen vonnis kan worden aangewend (artikel VII lid 2 van de Wet tot herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken), houdt in dat het voordien geldende recht (artikel 81 (oud) Rv) van toepassing blijft. Artikel 81 (oud) Rv luidt - voor zover relevant - als volgt:
“1. De gedaagde die bij verstek veroordeeld is, zal daartegen verzet mogen doen. Het verzet moet worden gedaan binnen veertien dagen na de beteekening van het vonnis of van eenige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende acte aan den veroordeelde in persoon, of na het plegen door dezen van eenige daad, waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.
2. Buiten de gevallen, in het vorige lid voorzien, is het verzet ontvankelijk totdat het vonnis is ten uitvoer gelegd.”
4.2. Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van een daad van bekendheid als bedoeld in artikel 81 lid 1 (oud) Rv sprake wanneer de veroordeelde een daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan hem bekend is. Dat is pas het geval als die daad naar buiten - maar niet noodzakelijk tegenover de wederpartij of diens raadsman - is verricht en de hiervoor bedoelde bekendheid daaruit ondubbelzinnig voortvloeit.
4.3. [eiser] heeft in zijn verzetdagvaarding gesteld dat hij het verstekvonnis bij brief van 2 juni 2008 toegestuurd heeft gekregen van Defam. Defam leidt daaruit af (blijkens de stukken die zij vóór de comparitie van partijen, die uiteindelijk niet is doorgegaan, aan de wederpartij en de rechtbank heeft gezonden) dat [eiser] op 2 juni 2008 kennis heeft genomen van het verstekvonnis en dat met het uitbrengen van de verzetdagvaarding op 30 juni 2008 de verzettermijn van 14 dagen reeds ruimschoots was verstreken.
De rechtbank constateert evenwel dat [eiser] niet gesteld heeft dat hij op 2 juni 2008 kennis heeft genomen van het verstekvonnis, maar dat hij het verstekvonnis bij brief van deze datum heeft ontvangen. Daarmee staat - in het licht van de strikte jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt - nog niet vast of, en zo ja op welk moment [eiser] een daad van bekendheid heeft verricht met betrekking tot het verstekvonnis.
4.4. Voorts neemt Defam (blijkens de ten behoeve van de comparitie van partijen overgelegde stukken) het standpunt in dat uit hoofde van het gelegde derdenbeslag door de deurwaarder gelden zijn ontvangen in verband met de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, en dat deze executiehandelingen op grond van de wet gelijk gesteld dienen te worden aan een daad van bekendheid met het verstekvonnis, aldus Defam.
4.5. Omdat de comparitie van partijen op verzoek van partijen geen doorgang heeft kunnen vinden, heeft [eiser] nog geen gelegenheid gehad om op de stukken te reageren die Defam voorafgaande aan de comparitie (bij brief van 30 december 2008) aan de rechtbank heeft gezonden (inclusief de inhoud van het beroep op niet-ontvankelijkheid door Defam). De rechtbank zal [eiser] dan ook in de gelegenheid stellen zich hierover bij antwoordakte uit te laten.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 4 maart 2009 voor het nemen van een antwoordakte door [eiser] over de brief van Defam aan de rechtbank van 30 december 2008 en de daaraan gehechte producties,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ch.E. Bethlem en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.
w.g. griffier w.g. rechter